• Log in
  • 0

    Geen producten in je winkelmand.

Oefening: staande piramide (1)

Wat:

Je vult, naar aanleiding van de vorige twee oefeningen (verbeeldingsoefening en vragen) een model in, in de vorm van een piramide.

Waarom:

In de piramide gaat het over verbanden tussen gevoel, gedrag en gedachten/overtuigingen. Door dit op te schrijven in een figuur, krijg je meer overzicht en inzicht.

Hoe:

Lees de achtergrond en beantwoord de vragen. Als je er niet uitkomt kun je de video kijken met verdere uitleg.

Achtergrond

Verschillende onderzoeken laten zien dat je informatie beter kunt onthouden met een model of figuur dan met een lap tekst. Een figuur kan ook bijdragen aan meer inzicht. Daarom werken we voor de antwoorden op de vragen met een model, en wel het piramidemodel. Daarin breng je gevoel, gedrag en gedachtepatronen uit je jeugd in kaart.

We maken dit onderscheid omdat gevoel, gedachten en gedrag niet hetzelfde zijn, maar wel aan elkaar verbonden. Gedrag komt vaak voort uit een bepaald gevoel en daar horen ook gedachten bij. Daarom plaatsen we gevoel onderaan in de piramide (de basis) en gedrag en vervolgens gedachten (meningen, overtuigingen) daarboven.

In de onderstaande video wordt uitgelegd hoe en waarom we dit doen.

Stappen

Stap 1: vul de onderste laag van de piramide in

In de onderste laag noteer je negatieve gevoelens die meerdere keren zijn teruggekomen in je jeugd. Zoals je klein voelen, onzeker zijn, bang of boos, je anders voelen, of verdrietig. Misschien was je enig kind en voelde je je vaak eenzaam, of was je vaak boos op je broertjes of zusjes.Of misschien had je bepaalde negatieve gevoelens over je ouders of over school. Dit zijn maar voorbeelden. Voor jou waren er misschien (ook) andere dingen.

Stap 2: vul de middelste laag van de piramide in

In de middelste laag noteer je al je gedrag en gewoonten die voortkwamen uit dat negatieve gevoel. Wat deed je vaak als je je zo voelde? Zocht je bijvoorbeeld afleiding in lezen, spelletjes op de computer of iets anders als je je niet goed voelde? Werd je opstandig of juist stil? Hoe ging je er mee om? Dat beschrijf je hier. Dus eigenlijk geef je antwoord op de vraag ‘hoe ging je om met wat moeilijk was’ uit de vorige les.

Stap 3: bovenste laag:

In de bovenste laag van de piramide zet je je gedachten en overtuigingen. Dat zijn de gedachten die passen bij het gevoel en het gedrag dat je hebt beschreven. Is dat bijvoorbeeld ‘ik kan het niet’, of ‘ik ben niet goed genoeg’? En als je je vaak aanpaste aan de ander, welke gedachte hoorde daarbij? Misschien ‘ik moet de ander tevreden houden’. Ook hier geldt: dit zijn maar voorbeelden. Voor jou waren er misschien (ook) andere dingen.

BEKIJK ALLE Voeg notitie toe
JIJ
Voeg een reactie toe
 
top
© 2024 OBIC ouderbegeleiding - Powered by Maatos